Boren in de polder Zuurland bij Brielle: Van jong naar oud. Ruim twee miljoen jaar terug in de tijd.
Inleiding:
Op zaterdag 20 november 2010 heb ik samen met Dick Mol de onderzoeker Leen Hordijk uit Brielle bezocht. Het doel van dit bezoek was het fotografisch vastleggen van alle stadia van het boren in de ondergrond van de polder Zuurland bij Brielle. Boren door middel van een pulsboring, tot soms meer dan 100 meter beneden het maaiveld (de diepste Zuurlandboring ging tot 107 meter), om een inzicht te krijgen in de opeenvolgende afzetting uit het Holoceen en het hele Pleistoceen. Een boorwijze waarmee sediment van verschillende geologische afzettingen omhoog gehaald wordt. Sedimenten die fossiele overblijfselen van flora en fauna bevatten uit een tijdspanne van meer dan twee miljoen jaar.
In 1986 ontving Leen Hordijk voor zijn geologische en paleontologische onderzoekingen en inzet de prestigieuze “Van der Lijnonderscheiding”. Een onderscheiding die, zo mogelijk, jaarlijks uitgereikt wordt aan een amateurgeoloog die zich buitengewoon verdienstelijk heeft gemaakt voor de geologie in Nederland. In 1986 was het de derde keer dat deze onderscheiding werd uitgereikt door de burgemeester van Noordoostpolder. Anno 2010 is hij bezig met boring Zuurland-13. Deze boring is op het moment van ons bezoek op een diepte van 64 meter. Deze diepe laag, gedateerd in het Vroeg-Pleistoceen, in het Tiglien Interglaciaal, is zeer productief voor wat betreft de zoogdierpaleontologie. Sinds april/mei 2010 heeft deze laag, met een dikte van een meter (van 63 tot 64 meter beneden het maaiveld), reeds meer dan 400 kiesjes opgeleverd van kleine zoogdieren, een enorme hoeveelheid materiaal.
Inmiddels omvat zijn collectie kiezen en (in mindere mate) kaakjes, afkomstig van bosmuizen, woelmuizen, spitsmuizen, mollen en zeldzamer voorkomende groepen zoals slaapmuizen en eekhoorns. Hordijks collectie wordt in nauwe samenwerking met paleontologen van verschillende binnen- en buitenlandse instituten bestudeerd. In 1998 werd een fossiele soort woelmuis (Mimomys hordijki) beschreven als nieuw voor de wetenschap, en in 2001 is een onbekende soort slaapmuis beschreven. Tot deze groep knaagdieren behoren de in ons land ook tegenwoordig voorkomende maar zeer zeldzame hazelmuis en de eikelmuis. De eikelmuis uit de boring Zuurland van Leen werd ter ere van Brielle, Eliomys briellensis, genoemd.
De boortechniek:
De boorinstallatie bestaat uit een stalen driepoot. Met handkracht worden metalen buizen van twee meter lengte en met een doorsnede van 9 cm de grond ingedraaid. Door middel van een puls van anderhalve meter lang en een doorsnede van 7 cm met aan de onderzijde een rubberen klep, die alleen naar binnen (dus naar boven) open kan (een terugslagklep), wordt het sediment uit de met water gevulde stalen (mantel-)buizen omhoog gehaald.
Deze puls is met een kunststofkabel die via een katrol die zich in de top van de driepoot bevindt, verbonden met blokkering op het maaiveld. Door de puls in de (mantel-)buizen korte stukken om hoog te trekken en weer te laten vallen op de bodem raakt sediment daaruit los. Tijdens de val staat de klep door de waterstroom omhoog open en kan sediment de puls binnen. Door het optrekken van de puls sluit de klep zich weer door de omgekeerde waterstroom waardoor het verzamelde sediment binnen de puls blijft. Als de puls eenmaal vol is, hetgeen zeer goed te merken is aan het gewicht (het op en neer halen van de puls gebeurt handmatig), wordt deze omhoog getrokken. Als deze eenmaal van de boorputbodem boven de mantelbuis verschijnt, wordt deze geleegd in een zeef met een hele fijne maaswijdte.
Het sediment wordt ter plekke gezeefd en het residu wordt in een klein emmertje meegenomen naar huis, alwaar het in vier fracties gezeefd wordt. Deze fracties worden uitgesorteerd op hout, schelpen, tanden en botjes van zoogdieren, reptielen en vissen. Alles wordt, zo mogelijk, op naam gebracht en gedocumenteerd. Er wordt geen nieuw sediment verzameld, voordat het gehele zeefresidu van een booractie verwerkt is. Zo voorkomt Leen achterstanden.
Als Leen eenmaal een rijke laag heeft bereikt, kan de mantelbuis geblokkeerd worden door middel van een blokklem op het begin (grondoppervlakte) van de boorput. Daardoor zal de mantelbuis niet dieper de bodem ingaan. Wordt er dan geboord dan blijft de diepte van het opgeboorde sediment van eenzelfde diepe uit de ondergrond (doordat het toestroomt door grote druk) tevoorschijn komen (de fossielhoudende laag). Doordat de mantelbuizen 2 meter lang zijn, weet Leen op de centimeter nauwkeurig op welke diepte hij het sediment opboort. Hele belangrijke gegevens voor zijn onderzoek over de ondergrond van zijn bosperceel in de polder Zuurland.
Zaterdag 20 november 2010:
Vandaag is de diepte van de boorput 64 meter beneden het maaiveld. De mantelbuis is geblokkeerd en dat betekent dat op deze diepte opnieuw toegestroomd sediment bemonsterd kan worden. Het is allemaal erg hoopgevend. Zes keer wordt de puls vol sediment handmatig omhoog gehaald, een enorme krachtsinspanning. Daar heb je een heel goede training voor nodig. En dat heeft Leen zeker: hij boort al meer dan een kwart eeuw! Daar kan een sportschool niet tegen op. Een half emmertje zeefresidu wordt veilig gesteld voor onderzoek. Leen is er van overtuigd dat er heel wat in te vinden is. Voldaan keren wij huiswaarts met een enorme hoeveelheid schitterende foto’s van deze Zuurlandboorsessie en Leen met een nieuw hoopgevend monster. Dat zal in de komende week worden gedroogd en gezeefd in vier fracties. Daarna kan het uitsorteren beginnen.
Woensdag 24 november 2010:
Op woensdag 24 november hebben wij Leen Hordijk opnieuw bezocht. Nu in zijn werkkamer te Brielle. Een mooie ruime kamer waarin Leen zijn boormonsters uitsorteert en alle gegevens vastlegt en opslaat. Uiteraard heb ik alles weer mogen fotograferen. Nee, het zijn dit keer zeker geen overblijfselen van grote zoogdieren zoals mammoeten, neushoorns of grote runderen. Het gaat nu om zeer kleine zoogdieren, kiesjes van soms maar een millimeter groot. Een hele uitdaging.
De zeefresidu dat afgelopen zaterdag is opgeboord, is nogmaals door Leen gezeefd, nu in vier fracties. Deze fracties waren al gedroogd wat het uitsorteren vergemakkelijkt. Hij was reeds begonnen met het uitzoeken van de verschillende fracties en de resultaten waren verbluffend: Ruim 20 verschillende gebitselementen, maar ook kaakfragmenten met kiesjes en zelf een complete kaak van een insecteneter, waren reeds veiliggesteld. Van maar liefst acht verschillende kleine zoogdieren: Clethrionomys kretzoii (rosse woelmuis), Lemmus cf. lemmus (berglemming), Desmana thermalis (watermol), Drepanosorex praearaneaus (grote spitsmuis), Sorex minutus (kleine spitsmuis), Mimomys pliocaenicus (woelmuis), Mimomys tigliensis (Tegelse woemuis), Mimomys hordijki (Hordijk’s woelmuis).
Uiteraard hebben we uitvoerig verslag gekregen van de resultaten van de dertien verschillende boringen die Leen in de afgelopen decennia gezet heeft. Een geweldig resultaat, vooral als je je dan ook bedenkt met wat voor inspanningen dergelijke diepe boringen met handkracht uitgevoerd worden. En de tijd die daar mee gepaard gaat. In de fraaie, grote kaartenladen worden alle resultaten en vondsten uit de verschillende boringen keurig netjes gerangschikt, vanzelfsprekend op diepte. Alles is op zeer professionele wijze gedocumenteerd.
Het is schitterend te zien hoe Leen onder zijn microscoop kleine kiesjes en skeletresten van lemmingen, watermollen, spitsmuizen en woelmuizen laat zien en ons wijst op de verschillen: hoe karakteristiek ieder kiesje is en waardoor hij de ene soort onmiddellijk, als een groot deskundige, van elkaar kan onderscheiden. Wat zijn die kleine fossiele resten ongelooflijk goed en fraai bewaard gebleven. Overigens, de collectie fossiele schelpen die opgeboord is, en eveneens keurig op diepte per boring gerangschikt, mag er zijn. En de verhalen over grove kiezels die opgeboord zijn, die aanvankelijk roet in het eten gooide, want het zag er soms naar uit dat het onmogelijk was de vuistgrote kiezel met de puls te vermorzelen. Ja, er komen soms ook nog behoorlijke grote stukken omhoog. Ook deze stenen worden keurig netjes op diepte bewaard.
En dan is er een doosje met wat grotere stukken van boring Zuurland 4, van een diepte van 62,85 – 64 meter. Achteloos haalt Leen er een niet gedetermineerd stuk uit en toont het aan Dick Mol. Onmiddellijk herkent Dick dit stuk. Het is een fragment van een kies van een… zuidelijke mammoet, Mammuthus meridionalis! Dick is razend enthousiast en legt aan Leen uit hoe je het stuk kunt herkennen: er is tandbeen, tandemail en tandcement zichtbaar. Snel wordt er even een schets gemaakt van welk deel van de kies, van een enkele lamel, het fragment herkomstig is. Het email is erg dik en dit is kenmerkend voor die zuidelijke mammoet die goed bekend is van de Noordzeebodem en waarvan op Maasvlakte 1, niet ver van de polder Zuurland, vele kies en kiesfragmenten gevonden zijn, nota bene met eenzelfde kenmerkende fossilisatie. Leen kijkt Dick wat ongeloofwaardig aan en vraagt of hij zeker is van zijn zaak. Ja, dat is Dick en overtuigt Leen. Dit is spectaculair nieuws voor Zuurland: Een zuidelijke mammoet, een soort die wel 4 meter hoog kon worden, wordt aangetoond in die rijke fauna van 64 tot 65 meter beneden het maaiveld en is nieuw voor de verzameling van Leen. Het is de eerste keer dat deze soort bekend wordt uit Zuurland. Daar hebben dus tussen anderhalf en twee miljoen jaar geleden naast al die kleine zoogdieren dus ook echte reuzen rondgelopen. Wie verwacht er nu een mammoet uit een pulsboring…